Kruiden en IS met een werking naar het hart- en bloedvatenstelsel

  1.   .............................................
         
         
         
         
         
         
         
         
         
         
         
         
         
         
         
         
         
         
         
         
         
         

     

     
       
       
       
       
       

     

     
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
    Beschrijf 5 planten met een werking naar het hart- en bloedvatenstelsel:

    a.      Botanische naam

    b.      Gebruikte plantendeel

    c.       Werking

    d.      Hoofdinhoudsstoffen met hun werking

    e.       Vb. van een 

  2. Panax sp. zijn bekend voor hun ..................................werking: ze herstellen de .......................................van het lichaam. Deze werking is gebaseerd op een goede uitbalancering van van de .................................en de ............................... . (beide groepen behoren tot de ...................................). Deze 2 groepen inhoudsstoffen maken de ......................................gevoeliger voor ...........................................: er is een snellere reactie van het lichaam op ....................................en ............................(zoals ............................). Als het preparaat goed uitgebalanceerd is dan zal een persoon met te lage bloeddruk ...............................................................terwijl een persoon met een te hoge bloeddruk................................................................... In de praktijk worden vooral 2 soorten aangewend:P....................................... een adaptogeen met een licht stimulerende werking en P.................................... een adaptogeen met een licht onderdrukkende werking. Wanneer het preparaat niet goed uitgebalanceerd is qua inhoudsstoffen kan het vb stimuleren werken en dan moeten volgende doelgroepen opletten bij het gebruik ervan:
  • ....................................en..............................................personen
  • ....................................en...............................................personen
  • patiënten met .................-en ..........................................problemen
  • en verder moeten steeds volgende twee doelgroepen opletten bij het gebruik van ginseng preparaten:
  • ......................................................
  • ......................................................
  1.  Bij welke planten is er een reeël gevaar voor een bloedstollingsremmend effect?
  • In welke gevallen moet je extra voorzichtig zijn bij gebruik van preparaten op basis van deze planten?
  • Traditioneel wordt er gewaarschuwd bij coumarines voor het bloedstollingsremmend effect, nogthans moeten de coumarines een bepaalde zijketen bezitten om bloedstollingsremmend te zijn. Welke? 
  1. Iemand stelt zich vragen bij volgende beweringen en vraagt wat je ervan denkt als herborist. Ben je ermee eens of niet? Argumenteer en leg je redenering uit.
  • Melilotus officinalis bevatten coumarines die van nature zeer bloedstollingsremmend zijn.
  • Digitoxine heeft een nauwere therapeutische marge dan Digoxine.
  • Bij chronische aandoeningen kan je Hamamelis virginiana kan je best uitwendig gebruiken.

  •  
  1. Vergelijk de IS, de werking en waarschuwingen van Digitalis sp. met Crataegus sp. en Urginea maritima. Wat zijn de gelijkenissen en de verschillen?
  2. Een zittend beroep is niet bevorderlijk voor de bloedsomloop. leg uit.
  • benoem drie aandoeningen die hiervan een gevolg kunnen zijn.
  • Benoem drie planten die je kan aanwenden in dit kader en leg hun werking uit op basis van de actieve IS.
  1. Benoem 5 planten met gebruikte plantendeel gebruikt voor hun rijke vitamine C gehalte. 
  2. Benoem een plant die een toepassing kent voor volgende aandoening en vermeld de relavante inhoudsstoffen,vermeld indien het gaat om een medische toepassing:
  3. aandoening naam plant belangrijke inhoudsstoffen med toep?
    anemie ................................ ............................................ .........
    arteriële insufficiëntie ................................ ............................................ ........
    arterosclerose (preventie) ................................ ............................................ ........
    bloeddrukstoornissen ................................. ............................................. ........
    capillaire fragiliteit ................................. .............................................. .......
    goedaardige hartstoornissen ................................. .............................................. ........
    oedeem ................................ .............................................. .........
    Ontstekingen      
    trombose (preventie) .............................. .............................................. ..........
    Venale insufficiëntie ................................. ............................................. .........
  4. Benoem 3 salicylaatplanten.
  • welke werking oefenen deze planten uit op het hart- en bloedvatenstelsel?
  • welke waarschuwingen dien je in acht te nemen bij het gebruik van salicilaatplanten?
  • benoem 2 andere stelsels waar salicylaatplanten nog een rol kunnen spelen. Leg uit.
  •  
  •  
  1. Licht het "Franse paradox" toe: Fransmannen hebben hoge LDL-waarden in hun bloed en toch vrij gezonde bloedvaten." Hoe komt dit?
  • Wat zijn de normale gevolgen van hoge LDL waarden in het bloed?
  • Welke groep(en) inhoudstof(fen) zijn bijzonder beschermend naar de bloedvatwand?
  • Leg de werking van deze inhoudsstoffen uit.
  • Benoem 3 planten met zulke werking.